De
rechtbank Gelderland veroordeelt een 19-jarige man uit
Nijmegen wegens poging tot doodslag tot jeugddetentie van 226 dagen. Daarbij legt de rechtbank de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op (PIJ-maatregel) en moet de man het slachtoffer ruim 40.000 euro betalen.
Op 15 juli 2021 in Bemmel sloeg de Nijmegenaar met een honkbalknuppel meerdere malen tegen het hoofd van een man. Hij wilde het slachtoffer ‘een lesje wilde leren’ omdat hij contact met zijn vriendin had. Via de telefoon van zijn vriendin kwam de man met het slachtoffer in contact. Hij wisselde gedurende 2 dagen berichten met het slachtoffer uit, terwijl zich voordeed als zijn vriendin. Op initiatief van de man is er ’s avonds laat een afspraak gemaakt op een station waar de vriendin van de Nijmegenaar het nietsvermoedende slachtoffer opwachtte. Zij liepen samen naar een afgelegen plek. Daar stond de man met een honkbalknuppel te wachten.
Verminderd toerekeningsvatbaar
Uit het onderzoek van de psycholoog en de psychiater blijkt dat de man een stoornis heeft. Volgens de psycholoog en de psychiater moet in deze zaak het jeugdstrafrecht worden toegepast. Daarbij zijn de handelingen volgens hen in verminderde mate aan de man is toe te rekenen. De rechtbank gaat hierin mee en vindt - gelet op het vastgestelde hoge recidiverisico van geweldsdelicten - een intensieve behandeling noodzakelijk.
Er is bij de man sprake van disfunctioneren op verschillende terreinen en eerdere ambulante interventies hebben niet geleid tot vermindering van het recidiverisico. Bovendien liep de man in een proeftijd. Daarom zal de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, de PIJ-maatregel opleggen. Daarbij moet de Nijmegenaar een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand alsnog uitzitten. Dit komt bij de 226 dagen jeugddetentie die hij nu opgelegd heeft gekregen.
Schadevergoeding
De Nijmegenaar maakte met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Op de zitting werd namens het slachtoffer verwoord welke lichamelijke en geestelijke gevolgen dit voor hem nog steeds heeft. De man moet ruim 40.000 euro aan het slachtoffer betalen. Dit bedrag bestaat voor 15.000 euro uit smartengeld. Voor het overige gaat het om vergoeding van materiële schade, zoals gemaakte medische kosten en kosten die ontstaan zijn vanwege studievertraging door het letsel.