Rechtbank beslist over coronasteun aan reisorganisatie uit Nijmegen

17 jan , 18:57 Nieuws
justice 2071539 1920
Rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de definitieve tegemoetkoming Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1) van een reisorganisatie uit Nijmegen ten onrechte heeft vastgesteld op 0 euro.
Het voorschot daarvoor is ten onrechte heeft teruggevorderd in verband met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank vindt wel dat de minister de definitieve tegemoetkoming op grond van de NOW-2 op 0 euro mocht vaststellen en het voorschot daarvoor mocht terugvorderen van de reisorganisatie, omdat er geen aanvraag is ingediend voor de definitieve vaststelling.

De NOW-regelingen

Tijdens de coronacrisis ontwikkelde het kabinet een aantal noodmaatregelen. Eén daarvan is de NOW. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) voert deze NOW-regelingen uit. De NOW kent een aantal aanvraagperioden. Het doel van de NOW was dat een werkgever tijdens de coronacrisis zijn werknemers met een vast of flexibel contract doorbetaalden en in dienst hielden en dat daarmee zoveel mogelijk banen behouden bleven. Een werkgever moest eerst een voorschot aanvragen op basis van het door hem geschatte omzetverlies. Vervolgens kende het UWV aan deze werkgever een voorschot toe. Daarna moest de werkgever op basis van zijn werkelijke omzetverlies een definitieve berekening aanvragen. Daarbij moest een accountantsverklaring worden meegestuurd. Het UWV berekende dan de hoogte van de definitieve tegemoetkoming. Bij het berekenen van de hoogte van de definitieve tegemoetkoming gaat het UWV - wanneer de werkgever behoort tot een concern - uit van het omzetverlies van het gehele concern. Om in aanmerking te komen voor tegemoetkoming moest het omzetverlies van het hele concern minimaal 20 procent zijn. In sommige gevallen kon het omzetverlies per bedrijf (werkmaatschappij) worden vastgesteld. Dat wordt de werkmaatschappijregeling genoemd. Daarvoor gold een aantal voorwaarden. Eén daarvan was dat er geen dividend mag zijn uitgekeerd in het concern, het dividendverbod. Wanneer een werkgever geen definitieve berekening aanvraagt wordt de definitieve tegemoetkoming op 0 euro vastgesteld en moet hij het ontvangen voorschot terugbetalen.

Beoordeling

De reisorganisatie ontving voorschotten voor de NOW-1 en de NOW-2. Ze deed vervolgens een aanvraag voor de definitieve berekening voor de NOW-1, zonder een accountantsverklaring. Voor de NOW-2 deed de reisorganisatie geen aanvraag.

NOW-1

Bij de berekening van de definitieve vaststelling stelde het UWV vast dat de reisorganisatie onderdeel uitmaakt van een concern. In dat concern werd dividend uitgekeerd. Daarom is voor de definitieve tegemoetkoming uitgegaan van het omzetverlies van het hele concern. Omdat dit omzetverlies minder dan 20 procent is krijgt de reisorganisatie geen tegemoetkoming en moet zij het ontvangen voorschot terugbetalen.
De rechtbank oordeelt - ondanks het standpunt van de reisorganisatie daarover - dat de reisorganisatie onderdeel is van een concern. Wel vindt de rechtbank dat strikte toepassing van het dividendverbod in de situatie van de reisorganisatie tot voor haar onnodige nadelige gevolgen leidt, omdat daardoor de definitieve tegemoetkoming op nihil wordt vastgesteld. Daardoor moet de reisorganisatie een groot bedrag moet terugbetalen. De reisorganisatie maakte namelijk voldoende aannemelijk dat zij - vanwege de structuur binnen het concern - geen enkele zeggenschap of invloed had in de vaststelling en het uitkeren van het dividend. Daardoor kon de reisorganisatie de uitkering daarvan op geen enkele wijze tegenhouden. Vast staat verder dat de reisorganisatie aan zichzelf of haar aandeelhouders geen dividend heeft uitgekeerd. De minister moet een nieuw besluit nemen over de definitieve vaststelling van de NOW-1 van de reisorganisatie.

NOW-2

De rechtbank is het met de minister eens dat de definitieve vaststelling op 0 euro moet worden vastgesteld, omdat de reisorganisatie geen definitieve berekening heeft aangevraagd. Daarom vindt de rechtbank dat de minister het voorschot van de reisorganisatie mocht terugvorderen.